Waar er slechts één groeiseizoen per jaar is, zoals in gematigde klimaten, worden pootaardappelen met een ongeveer vier maanden durend groeiseizoen voor acht maanden opgeslagen. Dit gebeurt in Noord-Amerika, Europa en Azië en in Zuid-Afrika, Zuid-Amerika, Tasmanië en in Nieuw-Zeeland. In de subtropen met een wintergewas, wordt het pootgoed ook opgeslagen bijna voor negen maanden, in West-Bengalen bijvoorbeeld.
Bij inschuren na de oogst worden de knollen niet onmiddellijk afgekoeld, maar eerst bij ongeveer 18 °C gehouden om de schil te helen. De bewaartemperatuur van pootaardappelen is laag, wel 2 °C, maar sommige rassen vertonen interne kiemen bij zo’n lage temperatuur en moeten worden bewaard bij hogere temperaturen. Een paar weken voor het poten van het gewas wordt verwarmd om de kiemen tevoorschijn te laten komen (voorkiemen). Tafelaardappelen worden bij 8-10 °C gehouden, wanneer ze slechts voor een paar maanden bewaard hoeven te worden voordat ze beginnen te kiemen. Voor lange termijn is de temperatuur 4 °C. Vaak, na ongeveer acht maanden bewaring, is de kwaliteit van de schil en het vlees van dien aard dat de consument op zoek gaat naar verse aardappelen uit Californië voor Canada en Israël voor het VK.
Knollen voor verwerkende industrie
Knollen bestemd voor het bakken in de verwerkende industrie worden bij 6-7 °C bewaard (fritesaardappelen) en 8-10 °C (chipsaardappelen). Pootaardappelen worden in bulk in een laag niet hoger dan 3 meter opgeslagen om drukplekken te voorkomen. Om deze reden kiezen pootgoedtelers ervoor om hun product in kisten op te slaan. Daarnaast zijn ze in kisten beter en sneller te drogen, is er minder volume aan pootgoed en is het product meer waard per kilo, waardoor je ook wat meer uit kunt geven voor een duurder bewaarsysteem. Kisten vergemakkelijken ook het opslaan van verschillende partijen poters van verschillende rassen, maten en gezondheidsklassen. Consumptieaardappelen voor de verwerking worden in bulk opgeslagen tot 5 meter hoogte, waar bewaaromstandigheden, ras en kwaliteit van de verwerking dit niet in de weg staan. In het algemeen echter biedt het opslaan in houten kisten met een capaciteit van 1 tot 2 ton voor de opslagbeheerder de beste mogelijkheid om optimale omstandigheden voor alle soorten aardappelen te handhaven.
Poters voor de langetermijnbewaring worden bij 2 °C gehouden gedurende ongeveer 8 maanden, tafelaardappelen bij 4 °C voor een vergelijkbare periode, daarna gaan consumenten op zoek naar verse knollen. Verwerkingsaardappelen worden tot tien maanden bewaard om in staat te zijn om het hele jaar door aan de fabriek te leveren. Bewaring ervan vindt plaats bij hogere temperaturen dan voor tafelaardappel om de ophoping van reducerende suikers die verantwoordelijk zijn voor de bruine kleur van gebakken producten te vermijden. Aardappelen voor zetmeelfabrieken die vaak slechts een beperkt aantal maanden draaien na de oogst, worden buiten opgeslagen in hopen en bij opslag in gebouwen alleen met buitenlucht bij temperaturen vergelijkbaar met andere verwerkingsaardappelen. Suikervorming verandert de soortelijke dichtheid waarop betaling van zetmeelaardappelen berust nauwelijks, maar beïnvloedt het zetmeelgehalte wel negatief.
Meer lezen over aardappelbewaring?
Ons 600 pagina’s tellende Aardappelhandboek neemt u mee van het moleculaire niveau van de aardappel tot productiesystemen van zelfvoorzienende tot geavanceerde landbouw.
