Naast infectie door ziekten en plagen, is de aardappel ook gevoelig voor een groot aantal afwijkingen van niet-pathogene oorsprong. Dergelijke afwijkingen zijn van een abiotische fysiologische oorsprong als gevolg van interactie tussen de fysiologie van de groeiende knol en zijn omgeving, algemeen aangeduid als fysiologische afwijkingen.
In tegenstelling tot ziekten zijn ze niet besmettelijk, omdat ze niet zijn gekoppeld aan een ziekteverwekker. Het is niet altijd eenvoudig om de oorzaak van een afwijking vast te stellen. De oorzakelijke omgevingsfactoren van de afwijkingen zijn allemaal factoren die ook de groei beïnvloeden, zoals temperatuur, water, mineralen en de bodemgesteldheid. Sommige kun je vermijden, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat er geen beschadiging optreedt tijdens handelingen in het veld en in de naoogst. Dat zijn het aanaarden, schoffelen, rijden door de velden om te spuiten, de oogst en verwerking voor opslag, het laden, lossen, sorteren en verpakken. Sommige omgevingsfactoren kan de teler nauwelijks vermijden, zoals overstromingen, hittegolven en vorst. Afwijkingen veroorzaken zware verliezen van gewassen, zo nu en dan leidt dat tot een verlies als gevolg van verstikking door zuurstofgebrek na overvloedige regenval en overstromingen.
Externe afwijkingen
Afwijkingen verdeelt men in externe, van buitenaf zichtbare afwijkingen en onzichtbare afwijkingen die alleen te zien zijn bij schillen of aansnijden van de knol, bijvoorbeeld voor kwaliteitscontrole. Ze treden op tijdens de groei, de oogst, de opslag, de bewerking en tijdens het tentoonspreiden van de knollen in de winkel.
Soorten knolafwijkingen en hun risico’s gedurende de levensduur van de knol:
Meer lezen over knolafwijkingen in aardappelen?
Ons 600 pagina’s tellende Aardappelhandboek neemt u mee van het moleculaire niveau van de aardappel tot productiesystemen van zelfvoorzienende tot geavanceerde landbouw.