Benaderingen in de aardappelveredeling: Veredelingsdoelstellingen in verschillende omgevingen

Door Team Aardappelwereld, 19-okt-2021 9:30:00

Breeding Blog 1 Openingsfoto
Moderne rassen hadden een lange weg te gaan voordat ze aankwamen in het huidige stadium, met de gewenste eigenschappen zoals regelmatige vorm, smaak, grootte, aanpassing aan de groeiomstandigheden, weerstand tegen veel voorkomende belangrijke ziekten en plagen.

Ongeveer 7.000 jaar geleden, werden er slechts een paar soorten geteeld in de buurt van het Titicacameer in de Andes. Ze behoorden tot de groep van Solanum brevicaule. Acclimatisering leidde tot enkele diploïde soorten zoals S. stenotomum en S. phureja en de tetraploïde Solanum tuberosum met ondersoorten andigena en tuberosum. In de Andes werd S. andigena het populairst, omdat het een lange groeicyclus heeft dat hoge opbrengsten onder kortedagomstandigheden mogelijk maakt. Er waren ook telers die rassen kozen binnen de soorten die zij domesticeerden. Ze waren vooral geïnteresseerd in genotypen die nauwelijks kiemrust hebben en slechts een korte groeicyclus van poten tot de oogst kennen. Op die manier konden ze meer dan één gewas per jaar laten groeien.

Twee zomergewassen
Twee oogsten per jaar zijn mogelijk op dezelfde tropische hoogte en omgeving. Dat is ook mogelijk wanneer er verschillende hoogteniveaus vlak bij elkaar in de buurt liggen, zoals in een vallei tussen bergen met overblijvend vocht van het regenseizoen. Het telen van een wintergewas tussen twee zomergewassen vereist ook een vroegrijpend gewas. Solanum-soorten die migreerden van het aardappelgenencentrum in het zuiden van Peru en Noord-Bolivia naar Zuid-Chili werden daar onderworpen aan lange dagen. Ze pasten zich geleidelijk aan en waren in staat om knollen te produceren onder dergelijke omstandigheden. Deze soorten waren ook meer geschikt voor omstandigheden in Noord-Amerika, Azië en Europa, wat resulteerde in de rassen van Solanum tuberosum aangepast aan de lange dag die nu wereldwijd groeien.

Aangepast aan daglengte
Momenteel gedijen aardappelen in de korte (12 uur) daglengte van de hooglanden in Rwanda, Kivu in Congo, de Filipijnen en Colombia. Vaak presteren andere soorten, met name S. andigena beter in tropische hooglanden, maar marktvereisten leiden daar toch vaak tot de teelt van S. tuberosum die ook goed presteert in het nog kortere seizoen met nog kortere dagen van de subtropische winters in Noord-India, Bangladesh, Myanmar, Vietnam, Egypte en in de Mexicaanse laagvlakten. Veel rassen zijn aangepast aan de tussenliggende daglengte van de lente aan de Middellandse Zee in Marokko en Zuid-Afrika, aan de lange dagen in het noorden van de gematigde breedten van ongeveer 15 uur daglengte in de zomer tot 21 uur daglengte in de regio Oulu in Noord-Finland. Het gewas wordt op grote schaal onder de zeespiegel in Israël en Nederland geteeld en is op grote schaal te vinden op middelhoogten tussen 1.500 en 2.500 meter boven de zeespiegel in de tropen, zoals in Indonesië, Burundi en Mexico. Het gewas blijft groeien tot ruim boven de 3.500 meter boven de zeespiegel in het centrum van de oorsprong van de hoge Andes van Peru en Bolivia.

Natuurlijke selectie
Al deze variatie is tot stand gekomen door middel van natuurlijke selectie, door het ziften van een breed scala van genotypen, het behouden van de best presterende en door gerichte veredeling door professionele veredelaars. Kweken en selectie resulteren ook in de optimale rassen die tegen watertekort of overtollige neerslag kunnen. Bovenmatige neerslag wordt in verband gebracht met het toenemende infectierisico met de aardappelziekte. Er vindt een uitruil plaats tussen droogteresistentie en resistentie tegen de aardappelziekte wanneer landbouwers hun gewas blootstellen aan te veel regen in Ethiopië en andere omgevingen, zoals Lesotho aan de andere kant van de evenaar een half jaar later. Als ze poten voor de piek van de moesson, lopen ze het risico op phytophthora-infectie, maar als ze later poten, wanneer de regens verdwenen zijn, hebben ze wel minder risico op de aardappelziekte, maar is er een verhoogd risico op lage opbrengsten als gevolg van droogte.

Breeding Blog 1 AfbeeldingGoed beregende gewassen vereisen minder water-gerelateerde overlevingsmechanismen, zoals het ontsnappen door middel van vroegheid, of een diepere beworteling of bladval en bladhergroei afhankelijk van onregelmatige regenpatronen dan gewassen die geheel afhankelijk zijn van regen. Vandaar dat hun werkelijke opbrengsten hoger zijn dan regenafhankelijke gewassen, maar hun perspectief op nog hogere opbrengsten door middel van processen die geen verband houden met wateraanvoer zijn beperkt.

 

Meer lezen over aardappelveredeling?
Samen met onder andere met het Louis Bolk Instituut/Bioimpuls hebben wij het Aardappelkweekboek uitgeven. In deze uitgave zijn alle geheimen van succesvol aardappelkweken onthuld. Het fraai vormgegeven boek informeert en inspireert spelers in de aardappelketen. Het boek is verkrijgbaar in het Nederlands, en Engels en Chinees.

Aardappelkweekboek

Onderwerpen : Veredeling
Aardappelkweekboek